De teams in de KNWU Clubcompetitie zitten in hetzelfde schuitje: competitie is in Nederland tot nog toe niet mogelijk geweest. Het perspectief is koersen in het buitenland, hopen op de wedstrijden op clubparcoursen en ernaar toe leven om in de zomer weer los te kunnen gaan. We bevroegen Arthur van Dam (Wielerploeg Groot-Amsterdam) , René Bastiaansen (Dutch Food Valley Team) en Marc Zonnebelt (Allinq-Krush-IJsselstreek) hoe hun teams actief blijven en zich voorbereiden op Nederlandse wedstrijden.
Foto’s: Sportfoto, Jeffrey Wiese en WPGA
Wielerploeg Groot-Amsterdam is één van de weinige clubteams die al competitie in de benen heeft. De formatie van Arthur van Dam reed in april al wedstrijden in Italië en heeft komende maand nog een aantal wedstrijden op de rol staan. Van Dam zegt dat de ploeg is beloond voor het investeren in dit Italiaanse wedstrijdprogramma én voor het denken in mogelijkheden. “Ook in het zakenleven bedenk ik me ook als iets tegen zit, wat je er zelf aan kunt doen om het te laten slagen. We hebben natuurlijk het geluk gehad dat we al een aantal jaren geïnvesteerd hebben in een Italiaans wedstrijdprogramma, in contact, maar ook financieel. En dat er daar nu gekoerst kan worden, ook door clubteams. Ik snap wel dat niet iedere club dit voor elkaar bokst, maar verbaas me er soms wel over dat er continentale teams zijn die nog niet gekoerst hebben. Er zijn wel mogelijkheden namelijk. Het geldt bij ons natuurlijk voor een deel van de renners, want we hebben beloften die zich juist op dit soort zwaardere koersen richten, terwijl anderen toewerken naar een Vlaams-Nederlands programma. Die laatste groep komt ook bij ons niet of nauwelijks aan koersen toe. Maar ze hebben wel het geluk dat ze straks hun specifieke programma wel kunnen afwerken als die wedstrijden voor vrijgegeven worden, omdat die klimmers gewoon hun eigen wedstrijden hebben. Voor dat type coureurs is het NK straks één van de eerste echte wedstrijden en is dat hun startpunt voor een hopelijk druk najaar.”
Bij het Dutch Food Valley Cycling Team wordt er wel gekoerst, maar dan op het clubparcours van JvR-De Batauwers. Daar was het continentale Metec-Solarwatt Team al twee keer sparringpartner van de elite/beloftenploeg die uit vijf regionale clubs is samengesteld, die zelf een volwaardig team op de been kunnen brengen. De renners van het team blijven wel lid van hun vereniging. René Bastiaansen is als teammanager blij met de geringe opening die er nu is om enigszins weer te rijden, ook al is dat op clubparcoursen. “Metec-Solarwatt en wij hebben allebei een band met JvR-De Batauwers en daarom kunnen we ook samen rijden. Daar komen dan ook wedstrijdjes uit voort, de vorige keer zelfs met premies van Metec-eigenaar Michel Megens. Je merkt dat die jongens graag willen koersen, ook wel tegen elkaar. Ik denk dat veel ouderen niet in de gaten hebben hoezeer jongeren het nodig hebben om samen op te trekken. Voor hen is zo’n wedstrijdje het hoogtepunt van de week. Ook al werken we natuurlijk toe naar het echte werk en willen we graag nog aan de bak in de top- en clubcompetitie dit jaar en in andere wedstrijden. Maar zolang dat niet kan, is dit een prima oplossing. Voor ons is het ook fijn om te constateren dat we ook goed op kunnen boksen tegen Metec-Solarwatt. We worden er niet vierkant afgereden. En dat motiveert ook weer om te blijven trainen en leven voor de sport. Winnen lukt niet en de vorige keer was deze continentale ploeg uiteindelijk beter. Wij moesten het met de prijs voor de strijdlust doen voor Tjalle de Jong. Hij komt van de amateurs over en heeft nu al voor zijn eerste echte wedstrijd geleerd dat je er bij de elite/beloften niet ongestraft maar in kan blijven vliegen. We maken er kortom gewoon het beste van.”
Dat is ook de insteek bij Allinq-Krush-De IJsselstreek. De formatie van Marc Zonnebelt ging onlangs een week op trainingskamp in Limburg. “De renners waren daar ronduit uitgelaten, sommigen konden de boost van moraal wel gebruiken van het samen op pad zijn, maar ook het samen de competitie aangaan. De koersen worden tot nog toe steeds geschrapt en de renners gaan er verschillend mee om. Ben je een jonge renner met profambities dan is het frustrerend om weer een aantal maanden te missen om je te kunnen laten zien. Maar al wat meer ervaren renners als Jasper Schouten en Marien Bogerd kunnen al wat meer relativeren. Ook zij willen koersen, maar zij hebben ook afleiding in de thuissituatie en/of werk. Het was voor iedereen wel heel welkom om – ondanks het schrappen van de Ronde van Overijssel – deze training door te laten gaan. Zodat de jongens even weer het gevoel krijgen dat we samen een wielerteam zijn. Ze willen allemaal het liefst weer koersen, het maakt niet uit waar of tegen wie, als er maar weer een rugnummer op kan. Maar tot die tijd proberen we de groep bij elkaar en fit te houden. En we moeten ook gewoon klaar zijn om in juni weer te koersen of eventueel in mei op de clubparcoursen. We hebben de ambitie om continentaal te worden. Dan zijn we het ook aan onze stand verplicht om van voren te koersen.”